Gehaktdag
Ik wil ‘m al de hele tijd vragen wat hem dwars zit, maar als klant doe je dat natuurlijk niet.
“En verder nog twee ons cervelaat.”
Misschien kun je je dat soort vrijheden veroorloven als je een hele vaste klant bent, maar wanneer mag je je een vaste klant noemen? Ik koop mijn vleeswaren ook af en toe in de supermarkt.
“Gesneden, graag.”
De slagersjongen heeft duidelijk één van zijn minder spraakzame dagen. En aan de manier waarop hij de snijmachine hanteert is het wel heel duidelijk dat hij met het verkeerde been uit bed is gestapt. Maar ik zeg er niets over, het zijn mijn zaken niet.
“Doe er ook nog maar een pond gehakt bij.”
Hij vouwt de gesneden cervelaat in een stuk papier, legt deze op de toonbank bij de rest van mijn bestellingen en opent de vitrine waar het vlees in ligt. Als hij een bakje met de bij het gehakt liggende spatel aan het vullen is valt me iets op aan het prijskaartje.
“Zeg, klopt die prijs wel?”
De spatel blijft boven het halfvolle bakje hangen en hij kijkt me stuurs aan. Zou ik me nu toch indirect met zijn privézaken bemoeid hebben?
“Sorry hoor”, verontschuldig ik me meteen, “Maar ik vind het wel vreemd dat het gehakt duurder is dan de biefstuk.”
Hij heeft het bakje op de weegschaal gezet, maar hij controleert niet of het al de gevraagde 500 gram bevat.
“Weet je hoe biefstuk bereidt wordt?”
Ik zie dat er nog geen 500 gram in het bakje zit.
“Nou?”
Geïrriteerd kijk ik zijn richting uit. Privéproblemen of niet, zo spreek je een klant niet aan.
“Een biefstuk snijd je van het beest af. Je snijdt het in kleinere stukken en eventueel plet of kerf je het om het malser te maken. Maar dat is dan ook alles. Meer werk is het niet. Gehakt daarentegen …”, hij gooit van een afstandje de spatel terug de vitrine in, “… dat maak je van de minder mooie stukken vlees. Die doe je door de vleesmolen. Dat is dan wel een apparaat dat aangedreven wordt door een motor, maar je moet nog steeds zelf de hompen héél klein snijden, anders passen ze er niet doorheen. En dan nog heb je de kans dat er stukken in zitten die te hard zijn, stukjes kraakbeen bijvoorbeeld. Dan slaat de vleesmolen opeens vast en moet je heel veel moeite doen dat stukje been eruit te halen. Want zo’n apparaat bestaat bijna helemaal uit één stuk. Je kunt het niet fatsoenlijk demonteren, alleen de plaat en de messen aan het uiteinde en een deel van de trechter kunnen eraf. Probeer dan maar eens bij het stukje vlees dat de schroef blokkeert te komen zonder dat je je vingers eraf draait.”
Zwijgend bekijk ik hoe hij zijn relaas met drukke gebaren begeleidt. Ik tel enigszins opgelucht tien vingers.
“En helemaal leuk wordt het als een pees zich vast weet te klemmen tussen de wormschroef en de behuizing. Dan gaat het apparaat steeds langzamer draaien totdat het uiteindelijk stil staat en dan weet je wel weer hoe laat het is. Voordat je de onderdelen die je er wel af kunt halen eraf schroeft blokkeer je toch maar eerst even de stroom want dat is veiliger. Maar meteen daarna realiseer je je dat je dat toch maar beter niet had kunnen doen, want de motor ondervindt opeens geen electrische weerstand meer en de strak getrokken pees draait de schroef met zo’n grote snelheid terug dat het gemalen gehakt de vleesmolen langs alle kanten uit spuit. En dan ben je weer een uur bezig om het gehakt zelfs vantussen de verlichtingsarmaturen te halen.”
Sprakeloos kijk ik hem aan. Ik moet zeggen dat hij het wel dramatisch weet te brengen.
“Dus als je je nu nog steeds afvraagt waarom het gehakt duurder is dan de biefstuk, ik vind dat ik ook de arbeid die ik er vanochtend in heb gestoken wel een beetje terug mag laten komen in de prijs.”
Terwijl hij het bakje op de weegschaal aanvult tot het juiste gewicht en de nota opmaakt, ik kan niet zien of hij daadwerkelijk het bedrag van het prijskaartje intikt, sta ik een beetje overrompeld toe te kijken. Ik vraag me af of ik nu medelijden met hem moet hebben vanwege zijn zware arbeidsomstandigheden of dat ik toch maar zijn leidinggevende, in dit geval zijn vader, erbij moet roepen omdat de prijs naar mijn gevoel toch iets te willekeurig vastgesteld is.
Gelukkig komt zijn moeder net binnen. Ze heeft een grote doos bij zich met één of andere keukenmachine erin.
“Kijk eens wat ik gekocht heb! Het warenhuis had een fantastische aanbieding. En je kunt er alles mee: snijden, raspen, kloppen, hakken, deeg kneden, ..”
Op de verpakking lijken nog meer functies te staan.
Ik kijk in de richting van de slagersjongen.
“Dus morgen is het gehakt in de aanbieding?”