Van manuscript naar boek – Bingo
Schrijven moet je niet helemaal alleen in je eentje willen doen. Je hebt zo nu en dan iemand nodig die je even een andere richting op laat denken.
Als ik bezig ben met een verhaal en niet op een woord kan komen, niet de juiste toon kan vinden of mezelf helemaal vast heb geschreven, dan helpt het vaak om even een kopje koffie te gaan zetten of een wandeling te maken. Maar ik kan ook bij mijn schrijfvrienden te rade gaan.
Zelfs toen ik de afgelopen weken samen met mijn redactrice in een intensieve mailwisseling zat, bleek het netwerk aan schrijfcollega’s die ik de afgelopen jaren heb opgebouwd goed van pas te komen.
In het manuscript dat we onder handen aan het nemen zijn, zegt een van mijn personages op een gegeven moment “Bingo!” als reactie op het juiste antwoord dat iemand anders geeft. Volgens de redactrice is dit niet echt een term die je in een fantasy-verhaal verwacht. Je ziet in een Tolkien-setting bij een taveerne ook nooit een uithangbord met daarop een aankondiging in de trant van: “Heden avond: armworstel-competitie en bingo met mooie prijzen”. En mijn boek mag zich dan afspelen in een maatschappij die veel overeenkomsten vertoont met onze jaren 80, maar dan nog doe ik er volgens haar goed aan te beseffen dat een dergelijke term de wereld voor de lezer op een bepaalde manier inkleurt. Maar hé, het is mijn verhaal, dus aan mij de keus of ik de uitdrukking er al dan niet in laat.
Ik besloot te kijken of ik een goed alternatief kon vinden. Dat bleek niet zo eenvoudig. Er waren genoeg synoniemen, zoals “Juist” en “Dat is correct”, maar zelfs het “In één keer goed!”, dat ik qua betekenis nog het meest in de richting vond komen, klonk minder sterk dan het slechts uit één woord bestaande “Bingo”.
Ik besloot mijn dilemma voor te leggen aan mijn collega’s van de Taalwerkplaats in Nieuw-Amsterdam. Zij kwamen in eerste instantie met dezelfde synoniemen, totdat een van hen opmerkte dat het personage ook met een gebaar of geluid kon antwoorden. Om aan te geven dat de ander het bij het rechte eind had, kon ze ook knipogen, met de tong klakken, een duim opsteken of met een vinger wijzen, al dan niet voorafgegaan door een knip met de vingers.
‘Leuk idee,’ zei ik, ‘alleen zal dat niet gaan, want mijn personage zit op dat moment in haar wolvengedaante.’ Maar ze kan wel andere dingen doen, dacht ik er vrijwel meteen achteraan.
Dat was het moment waarop ik op het idee kwam dat ze niet met haar menselijke stem moest antwoorden, maar enkel een goedkeurend gegrom moest laten horen.