Een fantastische reis
Eindelijk is het zover.
Eergisterenavond had Zivo, mijn mentor, me bij zich geroepen om me te vertellen dat ik er klaar voor was. Hij kon me op luit niets meer bijleren, dus werd het tijd dat ik de wijde wereld in trok om andere mentoren te zoeken. De volgende ochtend reserveerde ik direct een plaats in de diligence en pakte mijn bezittingen in. Behalve mijn luit. Deze haal ik steeds als eerste uit mijn knapzak en ik stop hem er altijd als laatste in.
Ik kijk mijn kamertje rond. Zo meteen zal de postkoets vanaf het marktplein vertrekken en zal ik dit kamertje en waarschijnlijk ook mijn geboortedorp Phyzee nooit meer zien. De wijde wereld in. Het klinkt eng, gevaarlijk en het heeft de laatste weken een enorme aantrekkingskracht op me gekregen.
Ik heb nog niets van de wereld gezien. Zelfs het fort dat we vanuit Phyzee kunnen zien liggen heb ik nog nooit bezocht. Hopelijk stopt de diligence even als we er langs rijden. Maar het is evengoed mogelijk dat we er vandaag geen post hoeven af te geven of passagiers hoeven op te pikken. Hier in de herberg heb ik van rondreizende handelaars gehoord dat er door het woud achter het fort een kloof loopt. Iedereen zal moeten uitstappen omdat de postkoets daar niet overheen kan. Ik kan me voorstellen dat de mensen in het bos een soort van kraan hebben gebouwd waarmee ze reizigers naar de overkant kunnen tillen. Waarschijnlijk maar twee personen per keer, exclusief bagage. Maar ik heb nauwelijks bagage bij me en zelf weeg ik ook niet veel, dus heb ik de kans dat ik tijdens de overtocht met een medepassagier aan de praat raak die een zeilbootje blijkt te hebben en me wel een lift wil geven. Hij vertelt me dat er langs de rivier een paar steden liggen die ik gezien moet hebben, maar niet dat hij een steenverzameltic heeft. Op zijn grote zeiljacht waar hij vroeger mee rondvoer was dit niet erg, maar in combinatie met het bootje dat hij nu bezit is het vragen om problemen.
Op die manier ontdekken we dat de stad waar we net langsvaren vlak onder de waterspiegel een verborgen toegang heeft die uitkomt in de paleiselijke tuinen. De huidige koning houdt echter niet zo van wandelen, zodat wij er het rijk alleen hebben. Door de afwezigheid van enig koninklijk gezag heeft de tuinman er de laatste jaren met zijn pet naar gegooid waardoor het in de tuin een wildgroei aan vreemdsoortige planten is geworden. We ontdekken dat de vruchten van een klimop je levitatieve overstraalkrachten geven wat het klimmen in bomen kinderspel maakt.
Mijn compagnon besluit met de vruchten een handeltje op te zetten, ik neem er een paar van mee voor onderweg.
In de volgende stad waar ik kom hoor ik dat een vooraanstaande familie een bruiloftsfeest geeft. De familie is zo invloedrijk dat ze er de hele stad voor op hun kop kunnen zetten, maar dat vinden de bewoners niet erg. Die hebben wel zin in een feestje. Ik ga naar het huis van de familie om ze mijn muzikale kwaliteiten aan te bieden, maar ik kom niet langs het zwaarbewaakte hek. Ik sluip achterom naar de stallen en weet met behulp van een klimopvrucht op de eerste verdieping te komen. In één van de kamers is men druk aan het vergaderen. Ik besluit indruk te maken door al spelend binnen te komen. De vader des huizes blijkt echter niet de voorbereidingen van het huwelijksfeest aan het doornemen te zijn, maar de bestorming van een concurrerend stadje. Het overleg is weliswaar meteen verstomd bij mijn binnenkomst, maar ik heb de overzichtskaart aan de muur zien hangen, dus lijkt het de familie het veiligst dat ik gevangen wordt gehouden. Dat wil zeggen, ik mag vrij rondlopen, wordt voorzien van eten, drinken en een slaapplek, maar ik mag niet naar buiten. Wel staan ze er op dat ik tijdens het huwelijksdiner een optreden geef. Hierbij weet ik de bruid zo te roeren dat ze me helpt te ontsnappen door me mijn geconfisqueerde klimopvruchten terug te geven.
De weken daarna mijd ik de grote steden voor het geval de familie een zoektocht naar me op touw zet. Ik bezoek vele schilderachtige dorpjes en leer een hoop nieuwe liedjes van de plaatselijke bevolking. Ik ontdek dat een aantal van deze wijsjes over hetzelfde onderwerp gaan en door de liedteksten te combineren weet ik de exacte locatie te vinden van een krater waar een aantal decennia geleden iets enorms neergestort moet zijn.
Als ik de krater afdaal en mijn luit aansla blijken de rotswanden een geweldige akoestiek te hebben. Ik zie het al helemaal zitten de krater tot een muziektheater om te toveren als op dat moment de grond openscheurt. Mijn spel heeft één of ander wezen wakker gemaakt. Een gesnavelde kop aan een lange hals komt tevoorschijn en de spitse oren draaien als eerste mijn kant op. Terwijl het op gevleugelde poten mijn kant op kruipt probeer ik wijs te houden, want het lijkt mijn muziek wel mooi te vinden. Het wezen blijkt zelfs zó verzot te zijn op de klank van mijn luit dat het me lukt met hem mee te vliegen en zo een prachtige stad op een eiland ver buiten de kust te bereiken. Daar ontmoet ik vele muzikanten van overal ter wereld en met hun hulp wordt ik de beste luitspeler van het continent.
Er wordt op de deur geklopt. Mijn mentor Zivo stapt binnen.
‘De postkoets kan elk moment vertrekken. Zou je niet eens gaan?’
Ik kijk dromerig op, de luit nog steeds in mijn handen.
‘Ik ben net terug.’
Dit verhaal heeft meegedaan aan de Fantastyval-schrijfwedstrijd “Fantastische Reis”.
Ter vergelijking, twee andere verhalen die mee hebben gedaan:
“Een laatste reis” (1ste prijs)
“Het perfecte ritme” (2de prijs)