Infrarood
Ik zet mijn Galaxy Note op de sluimerstand en berg de stylus op in de daarvoor bestemde uitsparing. Had ik gisteren nog bedenkelijk gekeken naar de schichtige reacties van de beestjes, vandaag hoef ik mijn aantekeningen er niet bij te pakken om te zien dat er wat mis is. Het ene ratje vliegt keer op keer tegen de draadstalen wanden van zijn kooitje, terwijl de ander zenuwtrekkend zijn kop en voorpoten beweegt en een laag geluid maakt dat ik laboratoriumratten nog nooit eerder heb horen maken.
‘En dat gebeurt natuurlijk weer precies op het moment dat David een dagje vrij heeft genomen.’
Ik sta in ons kantoortje en heb net mijn collega van de situatie op de hoogte gebracht. Ze bijt geërgerd op haar pen.
‘Kunnen we dan zelf helemaal niets doen?’ vraag ik haar, ‘David heeft dan wel gezegd dat hij voor noodgevallen altijd bereikbaar is, maar ik ben bang dat, als we moeten wachten totdat hij hier is, het voor de ratjes al te laat is.’
‘Wat kunnen we doen? David is de enige die precies weet wat er in het serum zit. Hij is de enige die het experiment kan redden.’
Ze pakt haar telefoon en toetst David’s nummer in. Een GSM op het bureau in de hoek gaat over.
‘Verdomme! Hij is zijn mobieltje vergeten.’
‘David!’
Uitgeput laat ik mijn hoofd terug op de grond zakken. De reiskist is vlak achter mijn scooter op de keien terecht gekomen en het gekrijs dat er uit opstijgt gaat door merg en been. Ik zie dat door de klap het kunststof deurtje scheef in zijn scharnieren hangt. Ook de ratten moeten een flinke opdoffer hebben gekregen toen ze met koffer en al van de bagagedrager los zijn geschoten. Als de kooitjes waarmee ik ze in de container heb gezet het maar gehouden hebben.
Een pijnscheut trekt door mijn zij. Ook ik ben hard op de keien terecht gekomen. Als ik ondanks de pijn me toch probeer op te richten maakt mijn heup geluiden die een heup niet hoort te maken. Ik doe even mijn ogen dicht en wacht totdat het misselijke gevoel wat weggetrokken is.
Ondertussen is er uit het huis nog steeds geen reactie gekomen. Vanaf waar ik lig kan ik de voordeur net zien, maar David bevindt zich zo te merken niet binnen gehoorsafstand in huis. Hij zit waarschijnlijk achter in zijn tuin op het terras met de schel van de draadloze deurbel naast zich op tafel. Vrije dag of niet, hij zal zorgen dat hij steeds bereikbaar is.
Ik weet dat in de oprit voor zijn huis een rare bocht zit, ik ben hier al een paar keer eerder geweest. Maar opgejut door het lawaai achter me ben ik veel te hard de oprit opgeracet. Ik probeer een arm te bewegen en een pijnscheut beneemt me even de adem. Weer kijk ik benauwd naar de kist die toch nog veel te dicht bij me ligt, want het krijsende gepiep is in volume toegenomen. Dan hoor ik twee rattenlichaampjes tegen de binnenkant van de reiskist vliegen. Hun kooitjes hebben het dus toch begeven. Zwetend klauw ik in de grond terwijl vlak boven mijn hoofd gillend en krassend het gevecht voortduurt. De kreet van één van de beestjes stopt abrupt en vervolgens hoor ik alleen mijn eigen gejaagde ademhaling.
Ik wordt opgeschrikt door geknaag dat uit de container klinkt. Door de kier naast het deurtje zie ik af en toe tanden en kleine scherpe nageltjes tevoorschijn komen, vergezeld door het lage geluid dat ik ook al in het lab hoorde. Ik moet hier weg. Bij het plaatsen van de kooitjes in de transportkist was het al een hele toer niet door de ratjes gebeten te worden. Ik heb nooit geloofd dat ratten kunnen vliegen, maar wat laatst een ontsnapt exemplaar in het laboratorium deed zat daar niet ver naast.
Met opeengeklemde tanden lukt het me mijn Galaxy Note uit de scootertas te halen. David’s GSM ligt dan wel op kantoor en hij is niet in het bezit van een vaste telefoonaansluiting, maar hopelijk heeft hij zijn chat-verbinding open staan. En eventueel kan ik de tablet gebruiken om de rat ermee van me af te slaan. Het scherm licht op en ik kijk naar het knipperende netwerk-icoontje. Na enige tijd verschijnt daar een rood kruisje overheen. Geen bereik.
Ik onderdruk een snik. Dit is te absurd voor woorden. Hier lig ik op zijn oprit, gewond en gestrand in het zicht van de haven. Zich onbewust van het feit dat ik zo meteen aangevallen zal worden door een hondsdolle rat zit David op nog geen twintig meter afstand van het mooie weer te genieten, waarschijnlijk met de schel van zijn …
Bevend schuif ik mijn vinger over het scherm. Ik heb een keer een verzameling drivers voor de infraroodpoort van mijn Galaxy Note gedownload. Ik open het mapje en ben toch nog enigszins verbaasd als ik tussen de stereo- en televisiesets ook merken van enkele draadloze deurbellen zie staan.
De Galaxy Note, je kunt er ook mee bellen.
Dit verhaal heeft meegedaan aan de Samsung-Orwell Schrijfwedstrijd van Schrijven Online.
De 3 winnende verhalen kun je nalezen via de uitslagenpagina.