Vandaag is het halogeen

“Hier is een ingang!”
Felix trekt wat takken opzij en in de rotswand wordt een opening zichtbaar. Nog voordat Polle zich door de struiken rondom het open stuk heen heeft gewerkt is Felix al naar binnen verdwenen. Polle steekt met een zucht een nieuwe sigaar op en wurmt zich dan ook naar binnen.

“Kijk je een beetje uit waar je loopt,” bromt hij, “Het is hier behoorlijk donker.”
Een lichtstraal priemt door de duisternis en onthult een lange tunnel die langzaam steeds dieper de grond in duikt.
“Wat heb jij daar?”
De lichtstraal zwenkt naar hem toe en Polle schermt zijn ogen af om niet verblind te worden.
“Mijn nieuwe zaklamp,” grijnst Felix, “Eentje met halogeen.”
Polle trekt één wenkbrauw omhoog.
“Halogeen?”
“Er zit een halogeenlamp in. Die zijn energetisch veel zuiniger dan de lampjes in de standaard zaklantaarns.”
Polle is nauwelijks onder de indruk, “Vandaag is het halogeen, morgen neon. Ik ben benieuwd wat we daarna gaan krijgen.” Hij zuigt bedachtzaam aan zijn sigaar en laat een flinke rookpluim ontsnappen.
“Zeg, blaas even de andere kant uit, ja.”
Het schijnsel van de zaklamp danst heen en weer over de rotswanden als Felix de sigarenrook die zijn kant op drijft uiteen wappert.
“Als je hierbinnen een rookgordijn op gaat trekken zien we zo meteen helemaal niks meer.”
Polle tikt was as van de kegel.
“Je overdrijft. Bovendien is deze sigaar een net zo belangrijk gereedschap als jouw lamp.”
“Het geeft anders bar weinig licht,” moppert Felix.
“Als je op grotonderzoek gaat is het altijd handig iets bij je te hebben waarmee je een dynamietstaafje af kan steken,” gaat Polle onverstoorbaar verder, “En wat het geven van licht betreft, door mijn sigaren vergeet ik nooit lucifers mee te nemen.”
“En ik neem aan dat het ook handig is als je hier beneden verdwaalt,” Felix stapt stug door om de walm uit de sigaar voor te blijven, “Je hoeft enkel de stank terug te volgen.”
“En het houdt de vliegen weg.”
“Oké, je punt is duidelijk.”
Felix houdt halt en draait zich om.
“Houd even op met je verslaving op te hemelen en vertel me eerste eens wat we hier aan het zoeken zijn. Volgens jou zou deze gang naar de legendarische wijnkelders van Dionysus moeten leiden. Wat denken we daar te vinden, behalve wat flessen overjarige wijn? Heb je ergens aanwijzingen gevonden dat er in die kelders een schat te vinden is?”
Polle kijkt hem kalm aan.
“Nee,” laat hij weten.
Het gezicht van Felix krijgt een verbaasde uitdrukking.
“Je weet dus niet zeker of we hier iets waardevols gaan vinden?”
Rustig laat Polle wat rook ontsnappen.
“Geen flauw idee.”
“Wat doen we dan hier?”
Polle grinnikt geamuseerd.
“We gaan de legendarische wijnkelders van Dionysus ontdekken. We waren hier toch in de buurt. Het zou zonde zijn zo’n buitenkansje te laten liggen.”
“Buitenkansje,” smaalt Felix, “Ik ben hier niet voor de sight-seeing.”
Polle heeft de pas er weer in gezet en loopt langs Felix verder de gang in. Felix haast zich achter hem aan, voornamelijk om uit de rookpluim te blijven die achter zijn maat aan hangt.
“Dus hier beneden moet volgens jou ergens de provisiekast van mijnheer Dionysus liggen, de grote mythische Dionysus. Hoe kan een persoon die nooit echt bestaan heeft een wijnkelder hebben bezeten?”
Polle wandelt rustig door.
“Daarom zal de vondst van de kelder ook zo bijzonder zijn.”
Opeens ziet hij niets meer. Hij draait zich om, maar ook daar is het donker. Hij hoort Felix een paar verwensingen mopperen.
“Doet je nieuwe zaklamp het niet meer?”
De punt van zijn sigaar blijkt nog verbazend veel licht af te geven. Hij neemt een trek en ziet even vaag de contouren van zijn compagnon.
“Ik denk dat het lampje stuk is.”
Hij hoort een rits opengaan en het geluid van Felix die in zijn tas rommelt.
“Maar gelukkig heb ik altijd reservelampjes bij me.”
Het geluid houdt even op.
“Heb jij een schone zakdoek bij je?”
“Waarom dat?”
“Het kwartsglas van die halogeenlampjes is heel kwetsbaar. Als je ze verwisselt kun je ze het beste niet met je vingers vastpakken.”
“Schiet nu maar op,” zucht Polle.
Het gerommel gaat weer verder.
“Verdorie.”
“Wat nu weer?”
“Ik heb ‘m denk ik laten vallen.”
De opgloeiende sigaar verlicht even Felix die gebukt de grond aftast.
“Volgens mij is hij in een plas water gevallen.”
“En daar kan dat lampje ook niet tegen?”
“Heel grappig. Licht me eens even bij.”
Polle kijkt rond. Ze zijn al zo ver de gang ingelopen dat het zonlicht dat door de smalle toegang valt al niet meer te zien is.
Er klinkt het geluid van een lucifer en een schijnsel dat langzaam sterker wordt verlicht de plas waar Felix in staat.
“Dank je. Dat is stukken beter zo.”
Hij kijkt op. Polle staat met een fakkel in zijn handen die even zwaar rookt als zijn sigaar.
“Waar heb je die nu weer vandaan?”
“Hing aan de muur,” hij gebaart met zijn hoofd opzij, “Ik zei je toch dat het altijd handig is lucifers bij je te hebben.”
Felix blijft naar de houder staren die uit de wand steekt.
“Is dat nu wel zo slim om zoiets zonder het eerst te controleren te pakken?”
“Zeg, als die fakkel één of andere val was, dan had ik dat allang geweten. Mijn vingers zijn door de jaren heen zo geoefend dat ik voor het ontdekken van een verborgen mechanisme geen licht nodig heb.”
Een schurend geluid laat ook zijn blik naar de rotsmuur draaien. Langzaam schuift de houder de wand in. Ergens in de duisternis aan het einde van de gang klinkt een metalig geluid, gevolgd door een gerommel dat langzaam in sterkte toeneemt.
“Weet je wel zeker dat we hier de kelders van Dionysus gaan vinden?”
Felix tuurt zenuwachtig langs Polle de gang in. Het licht van de fakkel reikt niet verder dan een paar meter.
“Wat als dit in plaats daarvan het legendarische grottencomplex van Prometheus is? Je weet wel, de gast die het vuur van de Goden stal en voor straf voor eeuwig een rotsblok een berg op moest duwen?”
“Volgens mij was dat de straf die ze aan Sisyphus gaven. Prometheus werd vastgeketend aan een rotsblok en elke avond werd zijn telkens aangroeiende lever er door een adelaar uitgevreten.”
Ook de grote Polle is duidelijk niet meer op zijn gemak. Felix merkt dat hij bezig is zijn sigaar uit te laten gaan. Hij pakt hem bij zijn mouw.
“Van welke mythische figuur deze grotten ook mogen zijn, als we niet ook tegen een rotsblok willen eindigen moeten we het nu op een lopen zetten.”