Frisse neus

Als de boer de schuurdeur opent staan ze al met onrustig schuifelende hoeven te wachten. De zwartbonte groep kuiert de ochtendzon tegemoet en ze laten tevreden hun ogen over het bedauwde gras glijden. De kudde splitst zich op om elk hun eigen plekje in de wei te zoeken. Het is ook vandaag weer lekker warm, dus moeten ze er op tijd bij zijn, want het gras is het lekkerst als het nog vochtig is. Ze merken dat de boer even in hun schuur verdwijnt en terugkeert met een steekwagentje. Hiermee verdwijnt hij achter het gebouw. Enkelen van hen kijken even op als hij daar weer vanachter tevoorschijn komt, een grote glimmende kist op het karretje meetorsend, maar al snel verleggen ze hun aandacht weer naar het verzamelen van genoeg gras voor de volgende herkauwronde. Eén van hen blijkt toch wat verder afgedwaald te zijn want ze komt op een holletje vanachter de schuur vandaan. Jullie moeten nu toch even meekomen hoor, want daarachter ligt iets geks.

Er moet wel heel wat gebeuren om hen van hun graasroutine af te laten wijken, maar hun nieuwsgierigheid prikkelen is één van de manieren. Achter de schuur ligt een stukje wei waar allang geen gras meer wil groeien. Ze sjouwen er met z’n allen heen en daar zien ze een bergje bestaande uit een witte substantie liggen. Ze blijven even bij de hoek wachten totdat ze er allemaal zijn. Pas dan, en als ze er zeker van zijn dat het hoopje geen onverwachtse bewegingen maakt, stappen ze er behoedzaam op af. Het witte goedje komt hen bekend voor, alleen klopt er iets niet. Logischerwijs zouden ze het hier nu niet tegen horen te komen. Ze staan er in een boogje omheen, nerveus met hun staarten zwaaiend. Dan begint het hen één voor één te dagen. Er wordt een kop naar beneden gebogen die voorzichtig aan de massa ruikt, gevolgd door een korte lik. Het smaakt koud. Koud? Hoe smaakt dat? Ook de anderen strijken er voorzichtig met hun tong langs. Ja hoor, het is sneeuw. Goh, wat grappig. Waar komt dit nu opeens vandaan? Als het vannacht gesneeuwd had, dan hadden ze dat bij het wakker worden allang geroken. Bovendien verwacht geen van hen in deze tijd van het jaar nog sneeuw. En toch ligt het er. Opgewonden wordt er met de hoeven op de grond geklost en proberen ze elkaar opzij te duwen. Eén van hen steekt haar neus iets dieper in de sneeuwhoop. Brr, lekker koud. Moet je ook eens proberen. Er verdwijnen meer neuzen in de berg. Ze snuiven van opwinding en het lukt sommigen zelfs condenswolken te produceren.
Ze merken dat de boer langs de omheining loopt met bundels gesnoeide takken, maar verder hebben ze het te druk met hun spel. Dit is een buitenkansje. Wie had dat gedacht dat ze zo ver in het voorjaar nog met sneeuw zouden kunnen spelen. De sneeuwhoop is zichtbaar een eind geslonken en ze merken dat hun neuzen gevoelloos beginnen te worden. Als ze de berg sneeuw nu even met rust laten zullen hun reukorganen vanzelf weer warm worden, maar het zou prettig zijn als ze dit een beetje konden versnellen. De koude lucht in hun neusholtes trekt hun koppen in en dat voelt alles behalve comfortabel aan.

Snoeiafval.
Ze hebben de boer met snoeiafval rond zien lopen. Deze brengt hij altijd naar de andere kant van de wei. Ze lopen in een drafje terug naar de voorzijde van de schuur en steken het weiland over. Daar liggen de afgeknipte takken op een hoop en middenin smeult een beginnend vuurtje. Weer wachten ze even totdat de hele groep compleet is om dan stapje voor stapje de lading takken te benaderen. Anders dan sneeuw maakt vuur wel onverwachte bewegingen dus is extra voorzichtigheid geboden. Ze zijn het vuur dicht genoeg genaderd. Wie gaat er als eerst? Ik niet, ik ben al voorgegaan bij die sneeuwbult. Goed dan, ik zal het wel doen. Voorzichtig laat ze haar kop zakken. Hé, niet duwen daarachter. Ze concentreert zich opnieuw op de vlammen voor haar en steekt haar neus naar voren. De hitte strijkt er langs. Ze doet haar ogen half dicht als ze de kou langzaam voelt wegtrekken. Door haar oogharen ziet ze nu ook de andere neuzen bij het vuur verschijnen. Dit is stukken beter. Niet alleen het gevoel maar ook hun reuk keert weer terug. Of is het omdat nu ook de dennenappels vlam hebben gevat?
Ze doen een stap naar achteren en richten hun koppen op. Hun neuzen voelen nu wel heel erg droog aan. Een paar laten hun tong er overheen glijden, maar dat helpt niet zoveel. Ze hadden waarschijnlijk iets korter boven het kampvuurtje moeten blijven hangen. Ook dit zal wel weer wegtrekken, maar prettig is anders.
Het is slechts voor een kort moment dat ze elkaar besluiteloos aankijken, want dan keren ze zich met z’n allen om en draven ze terug naar de schuur. Laten we kijken of de sneeuw nog niet helemaal weggesmolten is.