Vis moet zwemmen
Ze hoort hem de keuken binnen komen en ze voelt meteen dat hij er wat van moet zeggen.
“Zou je niet een schort aan doen? Anders spat die hete boter zo over je benen heen.”
“Ik kook voorzichtig, hoor,” ze gooi met de houten lepel de wokgroenten om, “En met deze hitte ga ik echt niet in een lange broek achter het fornuis staan.”
Ze weet ook wel dat hij gelijk heeft. In een kort rokje staan koken, dat vraagt om morsen.
“Waar hangt je schort eigenlijk?” Zijn blik gaat naar het handdoekenrek.
“Geen idee,” antwoordt ze, “Ik zal ‘m wel weer ergens in huis rond hebben laten slingeren. Vanavond kom ik ‘m vast wel weer ergens tegen. Het moet maar even zonder. Ik ben toch bijna klaar.”
Zo te zien vindt hij het maar niks. Maar hij maakt ook geen aanstalten om bijvoorbeeld even in de slaapkamer te gaan kijken. Tien tegen één dat dat ding daar weer ligt.
“Nu je hier toch staat, zou je voor mij de vis uit de diepvries willen halen?”
Achter haar hoort ze hem de koelkast openen. Het deurtje van het vriesvak maak een krakend geluid.
“Heb je het?” informeert ze als ze na een tijdje nog geen reactie hoort.
“Ik zie geen vis liggen.”
“In een plastic zak. Wit en lichtblauw.”
Ze hoort hem met de diepgevroren inhoud rondschuiven.
“Nee, hier ligt het niet. Ligt het wel in deze diepvries?”
Ze hebben begin deze week ook al vis gegeten. Toen heeft ze alle vis uit het vriesvak gebruikt. Het kan best zijn dat ze toen is vergeten de koelkast terug aan te vullen.
Achter haar hoort ze het geluid van een flesje dat ontkroonkurkt wordt.
“We gaan zo eten, hoor. We drinken er wijn bij,” waarschuwt ze.
“Dat duurt nog wel even.” Hij neemt een slok van zijn bier. “Bovendien heb ik het ook warm.”
Het is nog langer geleden dat ze de voorraad in de diepvrieskist heeft aangevuld, maar ze heeft goede hoop dat daar nog wel wat vis ligt. Ze opent de tuindeur en loopt langs het zwembad naar de berging achter in de tuin. De zon weerspiegelt in het laagje water op de bodem van het bassin. Morgen gaat hij het zwembad schoonmaken, maar vandaag heeft hij alvast het water er grotendeels uit laten lopen. Pfoei, het is hier buiten al net zo warm als in de keuken. Ze opent de deur van de berging en knipt het licht aan. Links van haar leidt een trap naar de nog koelere kelder, de perfecte plaats voor een diepvrieskist. Ze opent het deksel en slaakt een zucht van verlichting. Gelukkig, ze hoeft in deze hitte niet ook nog eens een ritje naar de supermarkt te maken. Ze trekt een blauw-witte zak onder een doos ijsjes uit en sluit met haar andere hand de vrieskist. Tussen de dozen en opbergrekken manoeuvreert ze terug naar de trap. Boven schakelt ze het licht uit en stapt ze terug de warmte in. De deur gaat op slot, hier hoeft ze vandaag niet meer te zijn, en ze verhuist de steenkoude zak naar haar andere hand. Ondanks de hitte moet ze even haar vingers warm blazen. Ze kan niet goed tegen extreme temperaturen. Haar vingers doen pijn en ook de vingers van haar andere hand beginnen gevoelloos te raken. Met versnelde pas steekt ze het gazon over, maar als ze bij het tafeltje is dat bij de rand van het zwembad staat moet ze toch even de diepvrieszak neerleggen. Vervolgens is ze een tijdje bezig haar handen tegen elkaar warm te wrijven.
Het gevoel begint tintelend terug te keren als ze merkt dat de diepvrieszak met bevroren vis niet meer hij haar op de tafelrand ligt. Een spoor van gesmolten ijs geeft aan dat de zak naar de andere kant is gegleden. Ze ziet nog net hoe de blauw-witte zak over de tafelrand kiepert en ze hoort een plaf en dan een plons. Ook dat nog. Manlief heeft de tafel schuin gezet om de regen die er tijdens de onweersbui gisterenavond op gevallen is er vanaf te laten lopen, maar daardoor ligt nu ook de vis in het water. Het is maar goed dat het met verpakking en al het water in is gedoken, anders had het meteen een tweede duik kunnen maken, recht de vuilnisbak in.
Ze loopt om het tuinmeubel heen en kijkt naar het water in het bassin. Het werd tijd dat het bad een keer schoongemaakt ging worden. Rustig dobbert de diepvrieszak in het groezelige water van de kant af. Ze zal in het zwembad af moeten dalen, maar ze heeft geen zin blootsvoets naar de vis te waden. Ze loopt terug naar de berging.
Vandaag is ze haar schort al kwijt en nu kan ze ook nog eens haar laarzen niet meer vinden. Ze knipt het licht in de kelder aan en daalt de trap af. Hopelijk kan ze beneden iets van waterdicht schoeisel vinden. Ze heeft de wokgroenten op een laag pitje gezet, maar toch wil ze zo snel mogelijk de zak opvissen en de maaltijd in orde brengen. Ha, daar staan een paar van zijn laarzen. Ze schopt haar schoenen uit en trekt de lange dingen aan. Niet alleen haar tenen zitten veel te ruim, ook komen die rare dingen tot boven haar knieën. Maar het moet maar even zo. Ze staat op en met het gevoel dat de laarzen elk moment af kunnen zakken klimt ze de trap op.
Met de bijna geheel ontdooide vis klimt ze het laddertje op. Ze gaat nu eerst de vis in de pan leggen. De viezigheid in het water viel mee, dus waagt ze het erop met de natte laarzen de keuken in te lopen. Haar schoenen kan ze altijd nog op gaat halen als de vis aan het garen is.
Ze hoort hem de keuken binnen komen en ze voelt meteen dat hij er wat van moet zeggen.
“Zo, je heb mijn ‘overknees’ gevonden.”
Geïrriteerd draait ze zich om. Hij staat glimlachend in de deuropening. Terwijl hij het bijna lege bierflesje langzaam ronddraait in zijn hand laat hij zijn blik over haar benen glijden.
“Maar volgens mij was een schort toch iets praktischer geweest.”