Jager slager
De slagerij is leeg en de slagersjongen heeft niets beters te doen dan de vleeswaren te inspecteren. Na de eerste run in de ochtend is er altijd een stil moment, het perfecte moment om ervoor te zorgen dat de winkel er weer piekfijn uit ziet. De biefstukken liggen netjes op een rij. De cervelaatworst, die vandaag in de aanbieding is, half over elkaar heen in een cirkel. De Berliner worst is voorzien van het juiste prijskaartje, het kaartje met het bedrag per ons bloedworst ligt ook op de goede plek. Er hoeft zelfs niet eens meer gedweild te worden. Dat is vanochtend vlak voor openingstijd al gedaan. En het is mooi weer, dus hebben de eerste klanten geen modder mee naar binnen genomen.
Verdorie, hij snakt er naar een radio aan te zetten. Maar zijn vader wil geen radio in zijn zaak. De tegels geven teveel galm. En je moet wel de bestellingen kunnen verstaan.
Verder dan maar weer. De kassa is dicht. Check. Zo hoort het. Hij doet de kassa open. Het kleingeld en het briefgeld liggen netjes gesorteerd. Mooi. De kassa gaat weer dicht. Is het kleingeld ook zo gesorteerd dat alles boven de 50 cent in het rechter vakje ligt? Kassa open. Check dubbel check. Prima. Kassa dicht. De rest van de balie. Het sierkleedje. Deze is schoon en ligt recht. De fooienpot voor het goede doel. Is schoon en staat recht. Het bordje met stukjes worst voor de brave kinderen. Deze keer op een kartonnen bordje omdat er even niets anders voorhanden is. Ligt recht en is schoon. Nou ja, recht. De leverworst is gaan zweten en door het vocht is het kartonnen bordje gaan bobbelen. De toonbank zal dan ook wel nat zijn geworden. Laat hij die eerst maar eens droog maken. Waarmee? Met toiletpapier?
Hij loopt vanachter de balie richting het toilet. Zijn twee velletjes genoeg? De worst zal blijven zweten. Hij kan het beste nadat hij de toonbank droog heeft gemaakt een paar papiertjes onder het bordje leggen. Staat ook nog eens mooi, die bloemetjesopdruk.
Hoeveel vocht kan er uit de partjes worst komen? De temperatuur in de winkel is behagelijk, maar met de middagzon op het etalageraam zal de temperatuur flink stijgen. De vitrines worden apart gekoeld, maar hij doet er waarschijnlijk goed aan om alvast een raampje open te zetten, zodat hij en de klanten vanmiddag niet in een broeikas staan.
De bovenraampjes zitten hoog. Daar kan hij zonder een hulpmiddel niet bij. Eens kijken of hij een stok of iets dergelijks kan vinden. Hij loopt weer naar achteren in de hoop een bezem te vinden. In het gangetje ziet hij het jachtgeweer van zijn vader staan. Niet verder zoeken, een geweer is ook lang. Mooie hobby trouwens voor een slager. Als jager heb je rond Kerst altijd verse haas in de schappen. Het is niet voor niets dat ‘jager’ en ‘slager’ op elkaar rijmen. Hij probeert met de kolf het armpje van het kiepraam omhoog te drukken. Andersom met de loop is het moeilijker mikken. De kolf is breder. Maar ook zwaarder. Balancerend op de tenen van één voet moet hij het scharnier net ver genoeg omhoog kunnen krijgen. Tenminste, als hij ondertussen niet zijn evenwicht verliest.
Het geweer valt met veel lawaai op de decoratieve melkbus die in de hoek van de winkel staat. In de kast ernaast ligt een plank met de houten lepels. Via de val op de melkbus wipt het geweer de plank van het schap. De lepels vliegen de winkel door. Gelukkig zijn het houten lepels, daar kan niet zo snel iets aan breken. De potjes jus die naast de plank stonden zijn een ander verhaal. Hij zal flink wat toiletpapier nodig hebben om die troep op te ruimen. Hij bukt zich om de niet gesneuvelde potjes wat verder van de rand te zetten en ziet achter in de kast een pak servetten liggen. Laat dat toiletpapier maar. De jus en glasscherven kan hij beter met een paar servetten te lijf gaan. De servetten hebben een rood en wit geblokte motief. Deze zullen ook mooier onder het bordje staan dan het bloemetjesmotief. Hij opent het pak en wil net een servet op de toonbank leggen als zijn vader binnen komt.
Zijn vader is een man van weinig woorden. Het is in zo’n situatie altijd moeilijk in te schatten hoe boos hij werkelijk op je is. Tijdens het opruimen heeft hij uitgelegd hoe de rommel ontstaan is en beloofd dat hij met zijn zakgeld de potjes jus zal vergoeden. De vloer was ruim voordat de eerste middagklanten arriveerden weer op orde en het geweer was, zoals dat buiten het jachtseizoen hoort, niet geladen.
Zijn vader is dus een man van weinig woorden. Het enige wat hij zei toen hij hem vanochtend dat pocketradiootje gaf was: “Alsjeblieft. En niet te hard, hè.”